
Box 3 in transitie: kamervragen over onderscheid liquide en illiquide
Box 3: aanwas als hoofdregel, winst bij uitzondering
Samenvatting
Dit stuk vat de beantwoording samen van de minister op nadere vragen van de Eerste Kamer over het toekomstige box-3-stelsel (Wet werkelijk rendement box 3). De centrale vraag: hoe gaat het nieuwe stelsel om met aandelen die slecht verhandelbaar zijn (niet-liquide) en is het eerlijk dat deze in box 3 jaarlijks via een vermogensaanwas worden belast, terwijl in box 2 vaak pas bij verkoop wordt afgerekend (vermogenswinst)?
Liquide vs. niet-liquide: waarom dat onderscheid zo lastig is
In theorie is een liquide belegging er één die je snel kunt kopen/verkopen tegen beperkte kosten, met voldoende handelsvolume en smalle spreads. Niet-liquide beleggingen kennen weinig handel, grote spreads en waarderingsonzekerheid.
In de praktijk lopen die categorieën echter vloeiend in elkaar over: sommige beursgenoteerde aandelen zijn amper verhandelbaar, terwijl bepaalde niet-beursgenoteerde belangen relatief makkelijk overdraagbaar zijn. Daardoor is er geen harde, objectieve grens die banken en Belastingdienst betrouwbaar kunnen toepassen en controleren. Dit vormt de kern van de uitvoerings- én rechtvaardigheidsdiscussie.
De keuze van het kabinet: aanwas als basis, winst bij uitzondering
Het kabinet erkent dat box-3-beleggers niet-liquide aandelen kunnen bezitten. Toch kiest het voor een vermogensaanwasbelasting als basis: jaarlijks wordt de waardemutatie (plus lopende opbrengsten) belast. Alleen voor onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen komt er (onder voorwaarden) een vermogenswinstheffing bij realisatie.
Waarom die keuze?
- Grensprobleem: een werkbaar, controleerbaar onderscheid tussen liquide en niet-liquide is niet te trekken; selectie op illiquiditeit of beursnotering kan ook staatssteunrisico’s geven.
- Uitvoerbaarheid: een volledige vermogenswinstbelasting voor álle box-3-vermogens vraagt langdurig bijhouden van historische kostprijzen, bemoeilijkt de VVA en vergroot controlelasten.
- Budget & gedrag: een puur winstsysteem zorgt in de eerste jaren voor forse derving en geeft een prikkel tot uitstel van verkoop (belastingplanning).
Het verschil met box 2 (aanmerkelijk belang, ≥ 5%) blijft bestaan, maar is beleidsmatig gewild: box 2 richt zich op ondernemingsvermogen, box 3 op beleggingen. Verschillen tussen boxen zijn dus niet per definitie “oneerlijk”, maar volgen uit hun functie in het stelsel.
Voorbeeld: stijging in jaar 1, daling bij verkoop
Situatie: begin 2030 € 100.000 → eind 2030 € 200.000. De aanwas in 2030 is € 100.000 en wordt dat jaar belast.
Verkoop je in januari 2031 voor € 150.000 (25% onder de eindkoers 2030), dan ontstaat in 2031 een verlies van € 50.000. Dat verlies kun je voorwaarts verrekenen met toekomstig positief box-3-inkomen.
Monitoren van beleggersgedrag? Nauwelijks mogelijk
De vraag of kleine beleggers minder in niet-liquide aandelen gaan beleggen door aanwasheffing is begrijpelijk, maar lastig te meten: omdat objectieve illiquiditeit niet goed is af te bakenen, is monitoring niet betrouwbaar. Wat wél gebeurt: het stelsel wordt na vijf jaar geëvalueerd.
Daarnaast geldt dat het huidige (forfaitaire) stelsel in de praktijk al lijkt op een aanwasbenadering, dus grote nieuwe gedragseffecten zijn onzeker.
Invloed op investeringen en vestigingsklimaat
Zal een (gedeeltelijke) aanwasheffing private investeringen in woningbouw, energietransitie en tech afremmen? Het kabinet verwacht geen nadelige macro-effecten: onder het huidige stelsel werd de vermogensaanwas immers ook al belast en de overgang naar werkelijk rendement wordt budgettair neutraal vormgegeven. Emigratie- en arbitrageprikkels zijn niet uit te sluiten, maar worden beperkt geacht. Ruimte voor doorontwikkeling blijft nadrukkelijk aanwezig.
Wat betekent dit voor beleggers?
- Reken op jaarlijkse belasting over werkelijke opbrengsten en waardemutaties in box 3.
- Onroerend goed en start-ups kennen een (deels) realisatie-moment; overige beleggingen in beginsel aanwas.
- Verliezen kun je voorwaarts verrekenen; achterwaarts niet.
- Geen tegenbewijsregeling: een koersval na de peildatum verwerk je via verliesverrekening in latere jaren.
- Administratie wordt belangrijker: houd waarden, kosten en mutaties goed bij.
Tip: houd je mutaties netjes bij
Voor een soepele aangifte en juiste verliesverrekening is een goede administratie cruciaal. Werk met maand- of kwartaaloverzichten van waarde, stortingen, onttrekkingen en kosten.
Slot: principiële helderheid, praktische compromissen
De kernboodschap van de minister: een scherpe, handhaafbare scheidslijn tussen liquide en niet-liquide aandelen is niet maakbaar. Daarom kiest het kabinet in box 3 voor vermogensaanwas als standaard, met gerichte uitzonderingen waar realisatieheffing beter past (vastgoed, startende ondernemingen). Dat is een praktisch compromis tussen rechtvaardigheid (werkelijk rendement belasten), uitvoerbaarheid (voor Belastingdienst én burgers) en budgettaire stabiliteit. De evaluatie na vijf jaar moet uitwijzen of deze balans in de praktijk ook standhoudt—en waar bijsturen nodig is.
0 reacties
Nog geen reacties. Wees de eerste!